=de bladzij *T*ussen letter en boek staat de pagina.= Van een boek zie je altijd ^"1"^n bladzijde (of eigenlijk: tw^"2"^, want een geopend boek toont een linker- en een rechter- pagina, maar dit zijn niet keerzijden van een blad). Van een bladzij zie je altijd maar n letter (of eigenlijk: tw, want de Nederlandse lezer moet bij elke i spieken of dit niet een halve letter ij is). Het is ongebruikelijk om de letters op een pagina te num- meren, maar het is gebruikelijk dat met de pagina's van een boek te doen. Wat u niet weet, waarschijnlijk zelfs niet na- dat ik het u hier vertel, is dat het nummer onder een boek- pagina niet het nummer van die pagina is, maar het nummer van de vlgende pagina. Bij oude boeken zie je nog wel eens onderaan de bladzij een woord gedrukt waarmee de vol- gende bladzij begint. Van deze charmante gewoonte is het bladzijnummer een rest. Het getal 16 onderaan een bladzij beduidt dus: dit ws bladzij 15, en nu kmt bladzij 16. Daarom staat op de alderlaatste pagina, de achterkant van het boek, nooit een nummer. Het eerste boekblad draagt nummer nul. Tussen de paginae 85 en 86 kan dus wel dege- lijk een brief verstopt liggen. | | ^"1"^ Deze accentjes geven het verschil tussen lid- en telwoord aan. Aangezien | de lettercombinatie ee altijd als ee klinkt, zou het beter zijn om in het | lidwoord een de klinkers te d-accentueren. | | | ^"2"^ Deze accentjes leggen, daar er geen lidwoord twu bestaat, een klem op het | hle woord. Zulke accentjes mten op klinkers, hetgeen een beklemtoond | ssst onmogelijk maakt. | Het nummeren der bladzij's heeft geen enkel nut. Je gaat nu eenmaal altd van de ene bladzij naar de volgende, zon- der op het nommer te letten. Alleen de noot kan die rustige wandeling onderbreken. De noot verwijst naar een zijsteeg. De noot sta liefst onderaan de bladzij waar de noot staat. Uit de vorige zin ziet u hoe onbeholpen het is om n woord te hebben voor vlag n land. Laten wij het tekentje in de tekst dat ons naar een zijspoor lokt een `noodkreet' noemen, en datgene wat onderaan de pagina staat: de `nootvulling'. Als de nootkreet zelf onderaan de pagina komt, dan kan de nootvulling er niet meer bij; en zet je de nootvulling daar toch, dan komt de nootkreet op de volgende pagina -- een typograf. Twee nootkreten kunnen naar eenzelfde nootvulling wij- zen. Uit een nootvulling kan weer een nootkreet opstijgen. Waar ik mij in het boek dat u nu begint te lezen mee wil bezighouden is de vraag: waar zet men de nootkreten? Aan het eind van de zin, van het woord, of van de letter? Ja, een letter heeft ook een eind. En soms wil je de nootkreet daar nog vr plaatsen, bijvoorbeeld bij het accentteken op de e's hierboven. Hoe stel ik mij voor om deze problemen te behandelen?^"3"^ =battus= | | ^"3"^ Is de punt onder het vraagteken een eind-van-de-zin-teken dan is ook | een bekommaade vraag mogelijk. |